Jazz Behind the Dikes

Over het ontstaan van de serie Jazz Behind the Dikes-platen vertelt Michiel de Ruyter in zijn boek Een Leven met Jazz het volgende:

‘Ik hoorde Rita [Reys] voor het eerst op een promotie-avond die [platenhandelaar] Hank van Leer had georganiseerd in het Minerva-paviljoen. Ze zong daar My Funny Valentine, dat maakte zeer veel indruk op mij en ik besloot Rolf ten Kate van Phonogram te benaderen (die ik vrij goed kende omdat ik voor zijn blaadjes schreef) om die groep van Wessel [Ilcken] en Rita op de plaat te krijgen. In die tijd werden er eigenlijk geen platen gemaakt met Nederlandse musici en ook bij Phonogram kwam het maar niet uit de verf. Ze hebben me meer dan een jaar aan het lijntje gehouden, tot een muzikant mij vertelde dat Bovema met een serie Jazz from Holland bezig was - toen had ik ze dus. Ik heb de boys bij Phonogram gebeld en gezegd: ‘Nou jongens, het hoeft niet meer. Bovema neemt alle musici waar ik voor zou voelen al op.’

Dat was de prik, ze hebben er een rush date van gemaakt. Als een gek hebben we vier groepen opgenomen, waarbij Wessel mét Rita in My Funny Valentine - alles kwam op een klein 25 cm-lptje, dat was de eerste Jazz Behind the Dikes. Ik heb nooit voor de produktie betaald gekregen, het hele idee ‘producer’ bestond toen nog niet, maar wél voor de liner notes. Ze hebben het inderdaad voor elkaar gekregen om die lp vóór het werk van Bovema uit te brengen.’ (pag. 17)

Door De Ruyters snelle actie, ingegeven door inside information die hij als muzikantenvriend had, kwam zo dus de eerste plaatproductie met moderne Nederlandse jazz tot stand. In ruim een week tijd (van 14 tot en met 23 januari 1955) werden er van vier groepen elk twee stukken vastgelegd: het Tony Vos Quartet, de Wessel Ilcken Combo, het Rob Madna Trio en het Stido Alstrøm Trio. De liner notes van Michiel de Ruyter, in af en toe wat onbeholpen Engels, openen met een uiteenzetting van het idee achter de plaat: ‘This record is the first of its kind to present some of our greatest Dutch jazzmen under ideal conditions, in other words in their own combo’s and playing the music of their own choice. They were allowed complete freedom, so that they were not forced to consider the commercial aspects the whole time, an element which frequently leaves its mark on the performances of many a fine jazz artist. This record, therefore, contains nothing but straightforward modern jazz.’

Het resultaat klinkt anno nu nog steeds verrassend fris, en afwisselend. Te horen is bijvoorbeeld hoe geavanceerd Wessel Ilcken als drummer al was, zowel in zijn eigen groep als in het trio van pianist Madna, dat als eenheid nog steeds het meeste indruk maakt. Over zangeres Rita Reys hoeven we in dit verband weinig meer te zeggen dan dat dit haar summiere, maar indrukwekkende Nederlandse plaatdebuut was. Altsaxofonist Vos laat zich horen als een soepele blazer, ergens in de richting van Art Pepper, met een kwartet waarin voor het baswerk van Børge Ring geen onbelangrijke rol is weggelegd. Het trio van pianist Stido Alstrøm, maakt muziek die wat meer teruggrijpt op de swing van de jaren ‘30 en ‘40. De Ruyter beschrijft zijn prettig in het gehoor liggende muziek in de liner notes als volgt: ‘Alstrøm doesn’t display great technique or virtuosity, but invariably enjoys demonstrating his exceptional gift for creating beautiful melodies.’

Wat de eerste Jazz Behind the Dikes ook aantoont, is het belang van de jazzconcoursen die in de jaren ‘50 door heel Nederland plaatsvonden. De groepen van Vos en Alstrøm waren respectievelijk de nummers één en twee van de AVRO Jazzcompetitie 1953-54, waarbij Tony Vos ook nog eens de solistenprijs in de wacht sleepte. Dat Vos een groot talent was, bewees hij door in datzelfde jaar, 1954, door de lezers van het blad Rhythme gekozen te worden als beste altsaxofonist.

Omdat de eerste Jazz Behind the Dikes een succes blijkt te zijn, mag De Ruyter voor Phonogram al snel een opvolger maken, waarvoor hij opnieuw de groepen van Ilcken, Vos en Madna benadert, aangevuld met een septet onder leiding van saxofonist Herman Schoonderwalt en het kwartet van pianist Frans Elsen. Omdat het ditmaal een volwaardige 33 cm-LP mag worden, krijgen de groepen wat meer ruimte om zichzelf te presenteren. Tussen 13 juli en 31 augustus 1955 worden er door technicus Jos Ditmars in de Phonogram-studio (in theaterzaal Hof van Holland in Hilversum) maar liefst zestien stukken opgenomen. Daarbij valt naast de reeds genoemde kwaliteiten van een aantal solisten ook het arrangeurstalent van Schoonderwalt op. De klankkleuren van zijn septet verraden een liefde voor de West Coast-muziek van arrangeurs als Bob Brookmeyer en Shorty Rogers, zoals die destijds in zwang was.

Een jaar later duiken De Ruyter en Ditmars voor een derde, en laatste Jazz Behind the Dikes de studio in (tussen 29 oktober 1956 en 3 februari 1957). Vos en Madna doen onder het motto ‘drie maal is scheepsrecht’ opnieuw met hun eigen groep mee, maar beiden met een (deels) gewijzigde ritmesectie. Ruud Pronk is nu de drummer bij beide ensembles, en Madna bespeelt de piano in de groep van Vos. Gebleven van deel 2 is pianist Frans Elsen, ditmaal met een kwintet, waarin Herman Schoonderwalt opnieuw acte de présence geeft. De laatste is ook te horen in de All Star-groep van Wessel Ilcken, die met de gebroeders Jerry en Ack van Rooyen en Rob Pronk op trompet en Rudy Bosch op trombone een klinkende kopersectie heeft, en met Piet Noordijk, Toon van Vliet en Ruud Brink een soort Who’s Who van de Nederlandse saxofoontop presenteert. Ilckens vrouw Rita Reys ontbreekt ditmaal, maar die had dan ook al een volledige LP onder haar eigen naam gemaakt, begeleid door de Jazz Messengers van drummer Art Blakey: The Cool Voice of Rita Reys. Jazz Behind the Dikes 3 is het debuut van de gebroeders Pim en Ruud Jacobs. ‘Both are very young - Ruud is in his teens - but already have a lot to say musically,’ aldus De Ruyter in de liner notes. Pianist Stido Alstrøm is dit keer aanwezig met een sextet.. Met de klarinet van Jan Morks (Dutch Swing College Band) en het vibrafoonspel van Coen van Nassou (De Millers) zit de groep in het Benny Goodman-idioom.


© 2005–2010 NJA | colofon