Big Bill Broonzy

Achterkant lp Big Bill Broonzy
Foto: Hans Buter

In de opnamen die Michiel de Ruyter in februari 1956 maakte met blueszanger en -gitarist Big Bill Broonzy laat de producer zich reeds gelden als jazzhistoricus. Het was hem niet te doen om het maken van een commercieel interessante plaat, maar om het vastleggen van een original, een uitstervende muzikantensoort, en in de juiste sfeer. In de hoestekst die De Ruyter schreef voor de LP, plaatst hij Broonzy daarbij heel duidelijk in de traditie, en in vogelvlucht stipt hij de herkomst van de blues even aan: de field hollers en work songs uit het Mississippi van de negentiende eeuw. De gemengde gevoelens van de Nederlandse jazzhistoricus over zijn genoegen aan het beluisteren van de prachtige oude bluesmuziek, en het verdwijnen daarvan, brengt hij onder woorden in de volgende opmerkingen:

´The years passed by and other people - strangely enough Europe led the way in this respect - began to appreciate the message of the blues. Today, the original records of Blind Lemon Jefferson, for example, are a veritable treasure, as nearly all the old, authentic blues singers are dead and gone. There are countless recordings of the blues, of course, but even so the essential atmosphere of these songs has never been captured well on record. That´s why this recording by Big Bill Broonzy is such a success - it´s really exceptional in this respect!´

De Ruyter toont zich in deze woorden jazzhistoricus, antropoloog, enthousiasteling en zendeling tegelijk. De hele wereld (om te beginnen Nederland) moest weten hoe prachtig en authentiek de muziek van Big Bill Broonzy was. En als extra ‘verkoopargument’ vertelt hij ons ook nog eens wat een ontzettend aardige man Broonzy was:

´Big Bill is a most amiable personality, a good friend and above all a great storyteller, even though some of his anecdotes may not always be based completely on fact. (...) Big Bill is a wanderer. He loves travelling about, he loves singing and playing, he loves life. He is... well, the very epitome of a blues singer.

Eerste pagina van het binnenwerk van de lp
Tekening: Emmerich Weninger

De tekst zegt veel over Broonzy, maar ook over de schrijver ervan. De Ruyter koesterde zijn vriendschappen met muzikanten, en zo ook die met Big Bill Broonzy. Dit blijkt ook uit de bewaard gebleven correspondentie tussen de twee mannen. Broonzy rept in zijn fonetisch gespelde brieven van de hartelijke ontvangst die hij bij de familie De Ruyter had ontvangen. De brieven gaan wederzijds ook een stuk verder dan puur zakelijke correspondentie over muziekoptredens of interviews. De Ruyter vertelt zijn Amerikaanse vriend over zijn polio (tijdens de oorlog opgelopen) en zijn verliefdheid op een verpleegster in het Amsterdamse ziekenhuis waar hij vanwege die ziekte lange tijd lag. Andersom vertelt Broonzy over zijn Nederlandse geliefde, en alle problemen die hij met haar had. Ergens rond de tijd van de plaatopnamen moet er iets misgegaan zijn, want in een brief die De Ruyter op 1 maart 1956 van Broonzy ontving, is de toon ineens volstrekt anders. De brief is in blokletters geschreven (in plaats van het onbeholpen schrift van de andere brieven) en opent niet met ‘my old pal’, zoals voorheen, maar met : ‘Why Mr Mike yo did not write to me why did yo rite to Yannick because he is white man an i am a negro or because i roat yo a letter an say kiss your wife for me’ (sic). Uit de brief spreekt de klassieke achterdocht (waarschijnlijk ontstaan door vele slechte ervaringen) voor uitbuiting door blanke platenproducers en managers. Broonzy beschuldigt De Ruyter ervan dat hij hem dronken zou hebben gevoerd om hem 16 in plaats van 8 nummers te laten opnemen. Het is (vermoedelijk) de laatste brief die Broonzy verstuurde, dus hoe hij na De Ruyters antwoord over de situatie gedacht zal hebben, blijft een raadsel. Twee jaar later overleed de blueszanger. In zijn boekje Een leven met jazz houdt De Ruyter zich redelijk op de vlakte over zijn bemoeienissen met Broonzy, en heeft hij het er alleen over dat hij een ‘heel lang, onzinnig verhaal op de hoes [schreef] - zoveel wist ik er toen nog niet van.’ (pag. 16). Valse bescheidenheid, want het verhaal snijdt, in al zijn beknoptheid, wel degelijk hout.


© 2005–2010 NJA | colofon