De interviews

Stan Kenton in het Kurhaus in 1956
Foto: Wouter van Gool

Als radiomaker heeft Michiel de Ruyter in de loop van zijn carrière heel wat muzikanten geïnterviewd. Zijn allereerste gesprek voerde hij op 1 oktober 1953 met orkestleider Stan Kenton, voor het AVRO-programma Jazz Sociëteit. Het is ironisch dat juist dit zijn eerste vraaggesprek is, want in zijn boek Een Leven met Jazz laat De Ruyter zich ontvallen dat hij de muziek van Kenton ‘helemaal niet leuk’ (pag. 78) vindt. Overigens voegt hij daar meteen aan toe dat hij het belang van Kentons werk wel degelijk inziet. Daar laat zich de latere jazzhistoricus al duidelijk gelden.

De interviews met Coltrane hebben wat dat betreft een veel warmere persoonlijk basis. In Een Leven met Jazz laat hij zich daar als volgt over uit:

‘John Coltrane heeft een waanzinnige ontwikkeling doorgemaakt, omdat hij als een van de weinige jazzmusici volledig kon vertrouwen op zijn intuïtie en omdat hij een ambitieus, om niet te zeggen gedreven mens was. Vanaf 1961 deed ik jaarlijks een kort radio-interview met hem, even bijpraten, waardoor ik zijn verrichtingen onbevooroordeeld kon volgen. Tijdens die gesprekjes zat Coltrane vaak hardop te denken, in zijn pogingen om te formuleren wat tot op dat moment alleen in de muziek vorm had gekregen.’ (pag. 45)

Wie de interviews met Coltrane in volgorde hoort, bespeurt onmiddellijk De Ruyters kennis van zaken. Hij gaat in op technische details, zoals het spelen van dubbeltonen, en problemen met mondstukken. Bovendien geeft hij er blijk van de saxofonist ook te volgen in zijn muzikale ontwikkeling, zodat hij kan doorgaan op onderwerpen die in eerdere interviews aan bod zijn gekomen. ‘Hij [had] me in ‘61 verteld dat er een moment zou komen waarop hij moest kiezen tussen de tenor en de sopraan. Toen ik hem daar een jaar later aan herinnerde, reageerde hij aanvankelijk verbaasd.’ (pag. 45) Coltrane presenteert De Ruyter vervolgens met zijn zielenroerselen omtrent deze keuze (zoals u in het audio-fragment kunt horen), en dit levert natuurlijk een veel boeiender interviewresultaat op dan een gesprekje met de geijkte vragen die je aan iedere willekeurige muzikant zou kunnen stellen.

Er zouden in de loop van De Ruyters carrière nog vele gesprekken volgen. Volgens collega Aad Bos zaten daar legendarische interviews bij: ‘Bij die interviews zit heel interessant materiaal. Chiel heeft Monk bijvoorbeeld een keer geïnterviewd, al was het moeilijk om hem daarvoor te benaderen. In 1965 wilden we een herdenkingsprogramma maken omdat Charlie Parker tien jaar dood was. Monk was dat jaar in het land, en Chiel is erin geslaagd om een interview te regelen. De communicatie met Monk was niet echt optimaal, maar hij leverde wel wat wij “het understatement van de eeuw” noemden. Chiel vroeg hem: “Hoe vond je Charlie Parker nou?” En Monk antwoordde daarop: “He was all right. He could play his horn.” Er zijn ook aardig wat interviews van Chiel met Ellington. Dat waren mooie gesprekken. Er was trouwens veel belangstelling voor die interviews bij collega’s binnen de EBU (European Broadcasting Union). Ik heb er heel wat voor jazzcollega´s in bijvoorbeeld Finland gekopieerd.’


© 2005–2010 NJA | colofon